Sciensano volgt de evolutie van antistoffen tegen het coronavirus op bij bloeddonoren en bij gezondheidswerkers in de ziekenhuizen. De staalnames van eind augustus wijzen in beide groepen op een stabiele situatie.
Percentage bloeddonoren met antistoffen blijft hangen op 5%
Sinds 30 maart onderzoekt Sciensano in samenwerking met het Rode Kruis en le Service du Sang de la Croix-Rouge het gehalte antistoffen tegen het coronavirus in het bloed van Belgische bloeddonoren.
Dat geeft een voorzichtige indicatie van de evolutie van de blootstelling van de bevolking aan het virus.
Ondertussen zijn 10.453 stalen onderzocht, en uit de meest recente analyses blijkt dat ongeveer 5% van de bloeddonoren detecteerbare antistoffen heeft opgebouwd tegen het coronavirus. Dat aandeel blijft stabiel sinds april 2020.
Seroprevalentie bij bloedgeversIn onze berekeningen hebben we het aantal donoren in de verschillende leeftijdscategorieën, het aandeel mannen en vrouwen en de provincie waaruit ze afkomstig zijn in overeenstemming gebracht met de reële samenstelling van de bevolking.
We moeten deze resultaten wel met enige voorzichtigheid interpreteren. Bloeddonoren (18-75 jaar) zijn immers een specifieke groep binnen de bevolking, die gezond is op het moment van de bloedafname.
Percentage antistoffen bij gezondheidswerkers in ziekenhuizen stabiel op 8%
Ook bij de gezondheidswerkers in Belgische ziekenhuizen loopt er een studie naar de evolutie van het gehalte antistoffen tegen het coronavirus. Daarvoor volgt Sciensano samen met het Instituut voor Tropische Geneeskunde al sinds eind april een groep van 850 gezondheidswerkers op.
Uit de resultaten blijkt dat het percentage gezondheidswerkers met antistoffen tegen het virus over de hele periode niet significant veranderd is en rond 8% schommelt.
Seroprevalentie bij gezondheidswerkers in ziekenhuizenVan de 81 deelnemers waarbij in de loop van de studie antistoffen tegen SARS-CoV-2 werden gevonden, hadden er 5 (6%) geen symptomen.
Bij slechts 2 van deze 81 deelnemers konden na verloop van tijd geen antistoffen meer aangetoond worden. Bij deze twee deelnemers, die als symptomen enkel hoofdpijn aangaven, verdwenen de antistoffen ongeveer twee en een halve maand na de vermoedelijke infectiedatum.
Het onderzoek bij de gezondheidswerkers loopt nog tot eind april 2021 om onder meer de aanwezigheid van de antistoffen in het bloed verder op te volgen en de kennis over hun potentieel beschermende rol te verdiepen.
Wat kunnen we uit deze studies concluderen?
Uit beide studies blijkt dat het percentage mensen met antistoffen tegen coronavirus in het bloed ruim onder de ongeveer 70% ligt die nodig is om groepsimmuniteit te bereiken.
Zowel in de "algemene" bevolking als bij het zorgpersoneel in ziekenhuizen. De proportie personen met antistoffen blijft op dit moment ook stabiel ondanks de heropflakkering van het virus de voorbije maanden.
We moeten daarnaast voorzichtig blijven in de conclusies die we koppelen aan deze studies. Ze focussen weliswaar op een belangrijk element van onze immuunrespons tegen het SARS-CoV-2 virus, maar immuniteit is niet louter te herleiden tot de hoeveelheid antistoffen in het bloed.
Ook andere factoren, zoals T-cellen, spelen hierin waarschijnlijk een belangrijke rol.